Op je veertigste moet een en ander in het leven wel op zijn plek zijn gevallen
Margriet van der Linden (1970)
Hoofdredacteur van het feministisch tijdschrift Opzij
Beste Máxima,
Aan het eind van de vorige eeuw stond ik ergens eind augustus, begin september misschien, voor je deur in Chelsea, New York. Het begon te schemeren; het moet een uur of zeven geweest zijn.
Eerder die dag waren mijn cameraman Jason en ik nog ver buiten New York aan het werk voor een serie over ‘Guns in America’ (naar aanleiding van de highschool shooting op Columbine Highschool). Mijn grote mobiele telefoon (met uittrekbare antenne) ging af. Aan de andere kant van de lijn meldde een opgewonden redacteur van Het Nieuws van sbs en Net5, dat de kroonprins verkering had met iemand die vooralsnog Máxima Zorrequieta werd genoemd en die aan de westkant, ergens rond de 21ste, 22ste straat zou wonen. We moesten zo snel mogelijk terug naar Manhattan.
Uren hebben we voor je deur gestaan en op alle mogelijke manieren het naambordje van ‘Dieter Zimmerman’, je huisgenoot, gefilmd. Ter afwisseling en reeds ook bevangen door een vreemd soort opwinding filmden we daarna het appartement van jullie buren: een appartementje met twee slaapkamers, een woonkamer met daaraan een onbeduidend keukentje, een echt klein badkamertje, waarin – zoals dat hoort in New York – op de een of andere manier toch een ligbadje was gemaakt. Of dit huis precies zo was als dat van de onderburen, vroeg ik aan de buurvrouw die gedurende ons bezoek maar gewoon op de bank bleef zitten. ‘Could be,’ was het antwoord. We filmden meer van het huis en lieten de vrouw op de vraag of het beneden wel eens luidruchtig was zeggen: ‘Not really, but I hope they won’t wear wooden shoes one day.’ De redactie in Nederland was daar bijzonder content mee. Ondertussen had Jason de cameraman er flink de pest in; hij begreep niet dat we uren voor de deur van probably een prinses konden hangen, terwijl die er niet was. Hij had een punt, alleen: dat was het punt niet.
En zo geschiedde dat ik voor een tijdje je watcher in New York was. Een verschrikkelijke baan, waar ik heel goed in bleek te zijn! Hoewel ik in mijn nabije omgeving pittige gesprekken heb moeten voeren over het ‘paparazzi-gehalte’ van mijn correspondentschap.
Een paar dagen na de nacht voor je deur sprak ik in de deuropening van een typisch pand in Williamsburg, Brooklyn, Inés, je zusje. Ze zei dat ze hoopte dat jij erg gelukkig zou worden en dat de afspraak verder was dat er niet over de relatie zou worden gesproken.
Dat kon zijn, maar van die relatie had ik nu indirect maar mooi een bevestiging op camera.
Het speurwerk kwam daarna stil te liggen. Tot op een dag de redactie in Nederland vroeg of ik je, met een door mij aan te schaffen bos bloemen, wilde gaan feliciteren met je verjaardag.
Ik heb dit aan zo min mogelijk mensen verteld, omdat ik inmiddels begrip begon te krijgen voor de bezwaren, hoewel een groot gevoel van gêne mij als het grootste bezwaar overviel.
Rond halfzeven in de ochtend zaten cameraman Martijn (Jason weigerde verdere deelname aan het ‘future Queen of The Netherlands’-project) en ik in een ‘deli’ in de straat van de Deutsche Bank te New York, met zicht naar buiten. Op de bank naast mij lag een foeilelijk gemengd boeket paraat. Na een paar vreugdeloze koppen koffie zwiepte even na acht uur de deur open. Iemand met een grote Todd’s-tas bestelde een coffee-to-go. Enkele minuten later renden we met ingehouden pas achter je aan de straat op: ‘Máxima!’ riep ik. Waarop jij begon te hollen. ‘Máxima! Gefeliciteerd met je verjaardag!’ Je begon – de stilettorace is een povere aangelegenheid vergeleken met wat zich daar voltrok – nu aan een eindsprint en op volle snelheid draaide je de deur van de Deutsche Bank in. Toen wij zover waren, liet de beveiliging de deur stopzetten.
Ik woon allang weer in Nederland en heb een andere baan. U bent inmiddels ook Nederlandse en u heeft ook een andere baan. U wordt veertig bovendien. Dat ben ik alweer dik een jaar. Wat scheelt het. Een groot feest, vrienden, die dingen. Volgens velen zou op je veertigste een en ander in het leven wel op zijn plek moeten zijn gevallen. Ik denk dat dat klopt. Toch heb ik nog wel eens zin om de boel om te gooien en weer door de straten van New York te rennen. Voor mijn part met een bos bloemen achter u aan.
Maar zeker niet op... 17 maart.
Margriet van der Linden
ps Hoewel ik u ooit wel heel dicht ben genaderd, heeft u dat andersom ook één keer gedaan. Dat was in uw speech bij de presentatie van het wrr-rapport. Dichter dan toen zijn wij allemaal nooit (meer) bij u geweest. Dank daarvoor.